LAW, Pronkjewailpad

Kilometers vreten in Bellingwolde

Na twee weken bezig te zijn geweest met de Bevrijdingstocht, was het weer tijd om het Pronkjewailpad op te pakken…. noodgedwongen, dat wel.


Niet dat het Pronkjewailpad een straf is, maar in het kader van de Nationale Molendag (wat tegenwoordig het hele weekend duurt en dus beter Nationaal Molenweekend zou kunnen heten,) had ik een route uitgezet van Kropswolde (molen “Kikkoman,”) via Noordlaren (molen “De Korenschoof”,) Glimmen (De Witte Molen,) Haren (molen “De Hoop”) en door de Westerbroekstermade- en Kropswolder Buitenpolders (molens “De Biks,” “De Putter” en “Koetze Tibbe”) terug naar Kropswolde (molen “De Hoop.”) In die route zat echter één kritiek punt, waar alles mee zou staan of vallen: het zelfbedieningspontje bij Meerwijck. Volgens achterneef en collega Luit lag die er echter uit, dus week ik uit naar Wedde.

Wedde, waar ik drie weken geleden, in het gezelschap van Herman Stuut en Henk-Jan van der Klis, eindigde. De route naar Bad Nieuweschans, volgens de organisatie dertig kilometer, had ik door een aantal aanpassingen en uitbreidingen (molens die niet aan de route liggen, maar die ik wel wilde “loggen,”) opgerekt naar ruim zevenendertig en dat moest te doen zijn binnen de beschikbare tijd…. ware het niet, dat jongste dochter Ina haar tweede vaccinatie zou krijgen en vanwege moederdag wel thuis mee wilde eten. Hoewel de logistiek daardoor vereenvoudigd werd, werd de beschikbare tijd beperkt, maar er waren nog wel een aantal alternatieve eindpunten te vinden.

En dus stap ik om even over acht af bij Burcht Wedde, die ik wederom, door tegenlicht, niet mooi op de foto krijg. Mijn eerste (digitale) molenstempel heb ik dan al gescoord: de aanrijroute voert langs de molen op Weddermarke, dus die pik ik snel even mee. Wedde lijkt op dit tijdstip nog redelijk uitgestorven en ik loop, hannesend met de afritsmouwen, die lastig af te ritsen zijn, wanneer je het kledingstuk aan hebt, door de straten.  De gesproken navigatie leidt mij keurig links en rechts, tot ik bij het sportpark ben. Dat lijkt een doodlopend pad. Na enig zoekwerk vind ik een paadje, dat echter lijkt te eindigen bij een heg. Omdat ik geen zin heb om er proefondervindelijk achter te komen of ik er langs kan, of niet, keer ik terug naar de weg en sla aan het eind daarvan rechtsaf. Dàt blijkt een foute keuze, dus na honderd meter draai ik om en loop in de juiste richting, naar Wedderheide.

Postbode

Had ik tijdens de laatste “Rondes Tjugchem-Meedhuizen” het idee dat mijn “gezichten-afwijking” wat afgezwakt was, hier blijkt dat níet het geval. Sterker nog, het lijkt alleen maar erger te worden! En da’s best vermoeiend!😂 De éne na de andere gevel gaat op de foto, ik sta meer stil dan dat ik loop. Wanneer ook de spraakbegeleiding mij af wil laten slaan op plekken waar dat niet kan, of waarvan ik weet dat dat niet moet, moet ik geregeld de route checken, wat tot nog meer oponthoud leidt. Ja ja, de techniek staat voor niets….. maar sóms! Ondanks de wat wazige begeleiding bereik ik Vriescheloo, wat ook niet zo heel moeilijk is, ’t is tenslotte één lange weg.

Molen “De Korenbloem”

In Vriescheloo heb ik de route aangepast. Als eerste ga ik naar molen “De Korenbloem”/B&B “Stee & Stoetje.” Terwijl ik een foto maak van de molen hoor ik een deur opengaan: “Aan wandel?” “Joa.” “Pronkjewail?” “Joa.” “Dòar dunn’n we meul’n wel eev’m veur oop’n!” In de aangename koelte van de molen volgt een fysieke stempel op de Pronkjewailkaart, een kleine, grunneger snack voor onderweg en een gezellig gesprek over, hoe kan het ook anders, molens. Het molenaarswereldje blijkt klein te zijn, met een hoog “ons-kent-ons”-gehalte en de man blijkt de molenaars die ìk ken, ook te kennen.

Na een minuut of tien neem ik afscheid en via mijn aangepaste route loop ik naar het Bostheater, waar ik digitaal stempel. Een bordje trekt mijn aandacht: een plexiglazen vierkant met de afbeelding van een gans. Het lijkt één of andere wandelroute te zijn. De stand van de kop van het beest geeft blijkbaar de richting aan: snavel naar links betekent linksaf, snavel naar  voren betekent rechtdoor, snavel naar rechts…. nou ja, ’t is wel duidelijk, denk ik. Wanneer ik naar rechts af wil slaan, zie ik rechtdoor nog meer paaltjes staan, met andere afbeeldingen. Mijn aangepaste route wordt daarom ter plekke aangepast, want ze zijn te leuk om links te laten liggen.

Wanneer ik mijn weg vervolg, check ik op de telefoon hoe ik terug kom op mijn route. Een dame die haar hond uitlaat, vraagt of ik iets zoek. Ja, de weg naar mijn route, maar die heb ik inmiddels gevonden. Een slingerend bospaadje brengt mij terug in de bewoonde wereld en ik loop langs stempelpost nummer twee: dorpshuis “’t Ganzenust,” Vriescheloo heeft blijkbaar iets met ganzen. Het dorpshuis is (nog) niet open, dus stempel ik digitaal en begin aan mijn extra lus naar Veelerveen. Dat ligt niet op de officiële route, maar herbergt wèl “Nieman’s Meul’n,” dus vind ik het de extra kilometers wel waard, ondanks dat de weg er naar toe lang en recht is.

Beregezellig

Veelerveen maakt echter veel goed. Niet zozeer het plaatsje zelf, maar de tafereeltjes, die ik anders niet gezien zou hebben. Sommige dingen moet je trouwens ook maar net zien. De molen valt uiteraard niet over het hoofd te zien en na de digitale stempel, weet ik de vraag zowaar goed te beantwoorden, in dit geval een combinatie van deductie (twee antwoorden zijn het nìet) en een educated guess (een derde antwoord lijkt te “modern”,) waardoor er maar één antwoord overblijft. Na nog wat foto’s stap ik verder langs het B.L. Tijdenskanaal. In eerste instantie had ik de route aan de oostkant van het kanaal gepland, maar ik ben blij dat ik daarvan afgezien heb, de westkant is een stuk rustiger qua autoverkeer.

Hier eten eekhoorntjes eekhoorntjesbrood

Na vierhonderd meter sla ik linksaf en wordt het pad onverhard. In de bomen klinkt een luid gekwetter en BirdNet meldt, dat het een zwartkop is. Ik zie wel iets door de toppen schieten, maar het is niet te determineren, laat staan te fotograferen. Dat laatste geldt ook voor een pluimstaart met een beestje eraan, dat ik iets verder over het pad zie schieten: een eekhoorn. Langzamerhand kom ik terug op de officiële Pronkjewailpad-route. Waar Komoot en Locus problemen hadden om de officiële route, via de 4e Loosterlaan, automatisch in te tekenen, blijkt een deel privéterrein te zijn. Staatsbosbeheer heeft middels pijlen een omleidingsroute gemaakt en ook in de Pronkjewail-app is de route inmiddels aangepast en loopt nu via de 2e Loosterlaan. Ik besluit de Staatsbosbeheer-route te volgen, zowel de 2e als de 3e als de 4e Loosterlaan komen uit op de Dorpsstraat in Vriescheloo, die ik daarna naar rechts volg, langs Mulder’s Meubeldorp, bekend van de slogan “Meubel tevreden in Uith…” eeeh, nee. Eeh, oh: “Mot het wat liek’n, din eev’m bie Bakk….,” nee ook niet! Eeh, oh ja: “Grasmaaien is m’n hobby, meubels verkopen m’n vak.”

Een eindje verder doemt de volgende stempelpost op: camping Noorderloo. Terwijl ik digitaal stempel, vraagt een passerend iemand: “Heb je de stempelkast al gevonden?” Ik kijk om me heen en atwoord: “Nee, nog ni.. oh ja, nu wel!” Het vogelhuisje aan de receptie is duidelijk herkenbaar als pronkjewail-stempelkast. Het stempelen gaat moeizaam: een plastic folietje plakt aan het stempelkussen en met in één hand de stempelkaart en de andere stempel en -kussen is het folietje lastig te verwijderen. Na ongeveer tien pogingen speel ik het toch klaar, zonder de vingers onder de rode inkt te krijgen en weet zowaar een nette stempel te zetten. Het opbergen gaat stukken sneller en na nog een snelle blik in de zelfbedieningsshop loop ik verder richting Bellingwolde.

Ik herken in de verte de bocht bij de Veendiepplassen en als ik dichterbij kom, zie ik twee wandelaars. Ik vraag me af welke route ze lopen: Noaberpad, Groot Frieslandpad of Pronkjewailpad (oost- of zuidroute.) Wanneer ik probeer een kunstwerk te fotograferen, hoor ik opeens mijn naam. Dat móeten die wandelaars zijn, want in Bellingwolde kent niemand mij. Ik tuur tegen de zon in en herken Geeske en Douwe Oosterhuis! Onze paden kruisten al een aantal keren op de zuidroute, twee jaar geleden en ook tijdens de Camino van dat jaar zaten we in dezelfde groep. We maken een praatje over wandelen, mijn schrijfsels, mijn taal (“Praat jij echt zo plat Gronings?” “Joa!”) en het voorspelde weer. Rond het middaguur is namelijk regen voorspeld, we hopen het echter alle drie droog te houden tot onze respectievelijke eindpunten. Mijn inschatting is, dat het wel mee zal vallen.

Het hoogste lied

We nemen afscheid en vervolgen onze weg, terwijl Geeske mij nog even van achteren kiekt. Een bloemen/sieraden/koffie-winkeltje lokt met OLA-vlaggen: een sinas-split gaat er wel in en vol goede moed vervolg ik mijn weg over drassige paden langs de Veendiepplassen. Bij een verweerde pick-nick-bank hang ik na twaalfenhalve kilometer af en neem pauze. Ik werk twee broodjes “wekt-eetlust-op” en een paar bakken koffie weg, onderwijl genietend van de zang van een winterkoninkje en een koekoek. Dat laatste voorspelt niet veel goeds (regen) en ik haal uit voorzorg de regencape uit de rugzak. Op dat moment belt Lena. Bij De Vries Headquarters betrekt de lucht behoorlijk en ook hier is de blauwe lucht weliswaar nog steeds blauw, maar wel donkerder blauw dan voorheen. Ik gooi de regencape om, ondertussen het gesprek met Lena voortzettend. Bij haar vallen de eerste druppen, terwijl ik naar de bosrand loop om een blik op de lucht te werp…… WAUW!!!!

De adem stokt in mijn keel, want was vanaf mijn pauzeplek slechts een donkerblauwe lucht met daartegen sterk afstekende bomen zichtbaar, hier zie ik een prachtige wolkenlucht en het eerste wat ik daarin zie…. is uiteraard een gezicht! Ik grijp de camera, beëindig mijn gesprek en knip erop los. In de verte klinkt het alsof een vrachtauto in volke vaart over een tijdelijk ringweg-viaduct dendert: ’t döndert! Ik hoop dat dit goed gaat, want ik ken de omgeving hier: er is hier no place to hide en met onweer is het toch altijd een beetje uitkijken. Ik glibber naar het B.L. Tijdenskanaal en vang af en toe een spatje regen, maar een wolkbreuk laat nog op zich wachten en het blijft bij gerommel in de lucht. Het blijkt een gevalletje: “veul lewaai en wainig wol.”

Wanneer ik aankom in Rhederbrug blijkt het buurthuis geopend. Een stempel is niet aanwezig (in de Pronkjewail-app staat deze post ook aangemerkt als enkel digitale stempelpost,) maar de uitbater wil eventueel wel een handtekening zetten. Ik besluit dat we de boel niet nodeloos gecompliceerd moeten maken en laat dat maar achterwege. Later zie ik, dat Rhederbrug een “doorkomstplaats” is en een krabbel dus wel leuk geweest was, gedane zaken nemen echter geen keer. Hoewel de regencape behoorlijk warm is, hou ik hem nog even aan, mede door het gebrek aan bankjes om hem makkelijk op te kunnen vouwen. Op de Sportlaan, terug naar de lintbebouwing van Bellingwolde, wijk ik iets van de officiële route af en loop door het H. Kemperpark, om de lange, rechte eentonigheid van de weg iets te doorbreken en en passant de cape weer op te bergen.

Die eentonigheid valt op zich wel mee trouwens, want ik spot hier de derde vogelvilla. In Westerwolde hebben de vogels namelijk kasten van huizen! Alleen het feit dat ik hier al twee keer eerder liep, maakt het wat, nou ja, saai is niet het juiste woord, maar toch wat té bekend. Deze bekendheid is ook de reden dat ik het pad tegen de “looprichting” in loop, is er toch nog wàt variatie. Ik loop, een beetje op de automatische piloot, door Bellingwolde en stempel achtereenvolgens bij Museum de Olde Wolden en de Magnuskerk (waar ik dankzij een verslag van Henk-Jan van der Klis de stempelkast vind) en loop daarna het dorp weer uit, naar het B.L. Tijdenskanaal. De route herken ik van het Noaberpad en door de landerijen bereik ik de Moersloot en vervolgens het kanaal.

Bij de Lethebrug wil ik de Kanaaldijk Westzijde inslaan (want onverhard,) maar na het fotograferen van wat houtsculpturen (die ik niet plaats, die worden door genoeg anderen gedeeld😂,) merk ik dat ik dan de route niet kan volgen, dus steek ik het kanaal over en loop via de Werkhuislaan naar de Veendijk. Het slootje wat daarnaast ligt is de fysieke grens met Duitsland en wanneer er een, ongetwijfeld niet-officiëel, oversteekje ligt, krijg ik de neiging om even illegaal “over de gruppe” te stappen. Ik weersta de drang en loop verder door de nieuwe ecologische verbindingszone, die het B.L. Tijdenskanaal moet gaan verbinden met de Brualer Schloot in Duitsland. Of al verbindt, ik weet niet hoe ver de Duitsers zijn.

De gruppe

Glibberend en glijdend slinger ik over de modderige paden, hopend dat de walkanten het niet begeven onder de druk van mijn gewicht, er is nog geen gras wat de boel stevigheid geeft.. Ik weet echter veilig vaste grond te bereiken en bij de redoute (volgens Wikipedia een “simpele veldschans zonder inspringende hoeken,” in normale taal: vier aarden wallen, zonder bastions) neem ik even weer pauze en eet twee broodjes “zelfmoordpasta” en probeer de overgebleven koffie te nuttigen… probeer, want het eerste kopje gaat ondersteboven en kleurt de pick-nick-tafel bruin. In het water van de gracht om de redoute, ontstaan kringetjes, er komen weer wat drupjes naar beneden, maar ook deze “bui” mag geen naam hebben en na tien minuten hang ik weer om en loop verder, met de flêche (frans voor pijl en dat is ook precies de vorm die dit verdedigingswerk heeft) aan de linkerkant en de Duitse grens aan de rechterkant. Het grensbord met foutieve Nederlandse tekst gaat op de foto, maar ook hier geldt: genoeg anderen die die foto delen😉

Veldkamp’s Meul’n

Ik steek de Wymeersterbrug over en maak wederom een ectra lus naar een niet aan de route liggende stempelpost: Veldkamp’s Meul’n. Op dat moment belt Lena. De vaccinatie gaat sneller dan verwacht, dus mijn wandeltijd wordt verder ingeperkt. Een snelle rekensom leert dat Bad Nieuweschans (zoals al verwacht) niet meer lukt. De hoop die ik had om Booneschans te bereiken, lijkt ook te vervliegen en ik besluit om bij de molen te wachten. Als ik daar aankom, duurt het echter nog wel een half uur voor Lena en Ina er zijn, dus neem ik het besluit om verder te lopen via de Wymeersterweg, tot ik weer bij de brug ben. Ik geef Lena instructies over hoe daar te komen en laat Bellingwolde eindelijk achter me. Eindelijk, omdat het maar liefst zeventienenhalve kilometer gekost heeft om dat dorp door te komen!

Of dit nou zo’n goed idee is!?

Terug bij de brug schiet een bruin diertje over het belendende zandpad. Eerst denk ik dat het weer een eekhoorn is, maar het zwarte staartpuntje maakt duidelijk dat het om een hermelijn gaat. Tevreden neem ik aan de andere kant van de brug plaats op een bankje. Dertig kilometer op de teller, geen regen van betekenis, leuke gesprekken en aardig wat dierenvriendjes gespot. Met uitzicht op twee kazematten van de O-lijn, een in 1939 gebouwde Nederlandse verdedigingslinie van Nieuwe Statenzijl naar de Overijsselse vecht, wacht ik op mijn “taxi.”

Oh, voor wie zich nu afvraagt wat ik in hemelsnaam voor beleg op mijn brood heb: wekt-eetlust-op is de benaming die wij thuis geven aan Zwitserse strooikaas, jeweetwel, die zo lekker geurt! Dat schijnt namelijk eetlustbevorderend te zijn. Uit eigen ervaring kan ik dat alleen maar beamen. En zelfmoordpasta was de naam die de moeder van een schoolkameraadje gaf aan pindakaas, blijkbaar was ze daar geen fan van. Wait’n je dat ook weer!

De route op Komoot.

En als laatste, voor de liefhebbers: de gezichten.

Plaats een reactie